In Ardooie, gelegen in het hart van West-Vlaanderen, woonde een boerenfamilie op een eeuwenoude hoeve. Het gezin bestond uit de boer, zijn vrouw en hun vijf levendige dochters. Tijdens de winteravonden ontvingen zij regelmatig blozende boerenzonen, die zogenaamd kwamen om de laatste nieuwtjes te delen, maar in werkelijkheid vooral geïnteresseerd waren in het bewonderen van de dochters. Echter, om kwart voor negen werden deze bezoekers onverbiddelijk door de boer naar buiten gestuurd. "Hoe kan dat, boer?" mopperde een van hen. "Gaan jullie al zo vroeg naar bed?" "Daar is een goede reden voor," antwoordde de boer. Dit wekte onmiddellijk de nieuwsgierigheid van de jongeren. Ze bleven aandringen totdat de boer hen vertelde dat er om negen uur een hele huiskamer vol wilde konijnen aanwezig was. Deze konijnen plaagden je zo lang totdat je naar buiten rende. Lange Gust, een imposante boerenjongen, riep uit: "Dat zou ik graag eens meemaken." "Weet je wat? Ik blijf hier slapen in jullie woonkamer." Dit was snel besloten. Iedereen ging naar huis en naar bed, terwijl Lange Gust alleen achterbleef. Toen de klok negen uur sloeg, verschenen de wilde konijnen plotseling, en de huiskamer was meteen vol. Ze sprongen, zonder enige hindernis, overal op en neer en begonnen Lange Gust te plagen. Ze knabbelden aan zijn oorlellen en zijn neus, krabden aan zijn neus en wangen, en speelden met de knopen van zijn jas. Uiteindelijk sprongen er wel vijftig konijnen tegelijk op hem. Kortom, Lange Gust besloot zijn biezen te pakken en het huis te verlaten. Maar plotseling sprong er iets als een groot beest op zijn rug, en wat Lange Gust ook deed, hij kon het gewicht bijna niet dragen. "De weerwolf," zuchtte hij, "de weerwolf zit op mijn rug." Hij trok zich letterlijk naar het hek dat het boerenerf omringde en met een bovenmenselijke inspanning slaagde hij erin om eroverheen te klimmen. Vanaf dat moment was zijn rug echter nooit meer recht: hij ontwikkelde een bult die hij de rest van zijn leven zou behouden. De mensen noemden hem niet langer Lange Gust, maar Gust de Bult.