Een jonge soldaat was onderweg naar Aalst toen hij getuige was van een overval op een vrouw door struikrovers. Hij kwam haar te hulp en slaagde erin haar te bevrijden na een intens gevecht. Vervolgens bracht hij de vrouw naar de stad en vestigde hij zich in de herberg tegenover het Begijnhof. Pas daar realiseerde hij zich dat zijn kleren doordrenkt waren met bloed. Tijdens het gevecht met de rovers had hij een ernstige verwonding opgelopen. Hij moest zich laten behandelen door een dokter en was voorlopig niet in staat om verder te reizen. Zijn goedgevulde beurs gaf hij in bewaring aan de herbergier. Veertien dagen later was de soldaat voldoende hersteld om te vertrekken. Toen hij de herbergier om zijn geld vroeg, deed deze alsof hij van niets wist. De soldaat sloeg met zijn vuist op de tafel en eiste zijn geld, maar de herbergier zette hem de deur uit. De soldaat trok zijn zwaard en veroorzaakte zoveel opschudding dat de hele buurt kwam kijken. Uiteindelijk werd hij in de gevangenis opgesloten. Enkele dagen later moest hij voor de rechter verschijnen. De herbergier beschuldigde hem van gewelddadige afpersing, en omdat er niemand was die voor de soldaat kon getuigen, leek zijn situatie hopeloos. Verslagen zat hij in een hoek van zijn cel, toen er plotseling een magere figuur voor hem verscheen, gekleed in het zwart van top tot teen. "Morgen word je ter dood veroordeeld," sprak de verschijning terwijl hij een document voorhield. "Echter, als je hier met je bloed ondertekent, kan ik je redden." De soldaat schrok, want hij realiseerde zich wie hij tegenover zich had. "Nee," antwoordde hij, "ik verkoop mijn ziel niet. Ik verkies te sterven als een onschuldige." De duivel deed zijn uiterste best om hem van gedachten te veranderen, maar toen hij besefte dat dit niet zou lukken, paste hij zijn strategie aan. "Ik wilde je slechts op de proef stellen," zei hij. "Ik zal je bijstaan. Wanneer de rechter morgen zijn uitspraak doet, let dan op een man met een blauwe muts in het publiek. Hij zal voor jou pleiten." Even plotseling als hij verschenen was, verdween de duivel. De volgende dag, toen de rechter zich voorbereidde om het vonnis voor te lezen, vroeg de soldaat om een kort oponthoud en gebaarde naar de man met de blauwe muts, die hij tussen de toeschouwers had opgemerkt. Deze man kreeg toestemming om iets toe te voegen. In zijn betoog bewees hij onweerlegbaar dat de waard een bedrieger was en de zaak had gemanipuleerd. Hij kon zelfs de exacte locatie aanwijzen waar de beurs van de soldaat was verstopt. Niemand had nu nog twijfels over zijn onschuld. "De duivel mag me komen halen als er ook maar één woord van wat die man zegt waar is," riep de waard. Nog voordat de woorden volledig uitgesproken waren, nam de vreemdeling zijn blauwe muts af. Iedereen herkende de twee horens op zijn hoofd als die van de duivel van Aalst. Met één sprongetje was hij bij de waard, greep hem bij zijn kraag en vloog met hem het raam uit. De soldaat ontving zijn vrijheid en zijn geld terug. Enkele tijd later huwde hij de vrouw die hij had gered uit de klauwen van de bandieten.