Twee lijnwaadhandelaren keerden terug naar huis met hun winst, maar werden op de Boekhoutberg door rovers overvallen. Het paard van één van hen viel neer, geraakt door een kogel. Zijn metgezel slaagde erin te ontsnappen en zocht hulp in een herberg. Toen hij met assistentie terugkeerde, troffen ze de koopman dood aan naast zijn paard. De daders werden kort daarna gepakt en opgehangen aan de galg van de Boekhoutberg, waar ze aan hun lot werden overgelaten. Tot vijftig jaar geleden werd de omtrek van de "Galgeberg" als vervloekt ervaren. De herinnering aan die gebeurtenissen wekte afschuw op. De zielen van de misdadigers zouden huilend door de bossen dwalen en onheil brengen. Dit gehuil veroorzaakte een gevoel van wanhoop, waardoor niemand het aangedurfde om het geklaag te benaderen. Uit deze traditie blijkt dat de bossen aan de voet van de Boekhoutberg, gelegen in het gebied van Erembodegem, de naam "Duivelsputten" dragen. De overblijfselen van de gehalsrechten zouden daar zijn gedumpt. Oorspronkelijk waren het echter oude steengroeven die in het verleden hoogwaardige, witte steen produceerden, maar die al eeuwenlang niet meer zijn geëxploiteerd.