In Aarsele, op de kruising van de Haantjesstraat en de Lammekensstraat, bevond zich ooit de Duvelsput, zo afschuwelijk diep en donker dat niemand ooit de bodem heeft kunnen aanschouwen. Bovendien was het niet te raden, want op die bodem lag een vervloekte klok. Af en toe begon deze te luiden, en iedereen die haar ooit heeft gehoord, beweert dat de klanken leken te komen uit de diepste afgrond van de hel. Op een bepaalde dag besloten de inwoners van Aarselen om samen te komen en het plan te smeden om de vervloekte klok uit de Duvelsput te halen. Alle paarden uit het dorp werden verzameld rondom de put. De dapperste boer daalde, met behulp van een lang touw, af in de put en bevestigde een koord van polsdikte aan de klok. Vervolgens spanden de paarden, die als één geheel opereerden, zich in om te trekken. Centimeter voor centimeter werd de klok omhooggetrokken. Toen zij echter aan de rand van de put verscheen, sloeg de klok op de toren van de Sint-Maartenskerk twaalf uur. Bij de eerste slag brak het dikke koord van polsdikte en viel de klok terug in de Duvelsput. Niemand of niets kon haar eruit krijgen. Ter voorkoming van verdere incidenten werd de put later gedempt. Norbert Dewulf, een bewoner op 50 meter afstand van de put, deelt zijn ervaringen. Voor 1800 plunderden rovers de kerken in de omgeving van Aarsele. In Aarsele zelf waren de plunderaars echter te snel en werden zelfs de klokken uit de torens gehaald en verborgen. Later bleek dat deze klokken in een put waren verstopt. Toen ze de klokken met behulp van paarden weer naar boven haalden, sloeg de klok van de kerk in Aarsele twaalf uur, waardoor alles, inclusief de paarden, weer in de put viel. Norbert erkent dat er iets bijzonders aan de put moet zijn en dat de legende toch een oorsprong moet hebben.