In de Hebreeuwse Bijbel wordt de Leviatan gekarakteriseerd als "de snelle, kronkelige slang ... het monster in de zee" (Jesaja 27:1). Later werd deze figuur door religieuze tegenstanders gebruikt als symbool voor chaos en anti-goddelijke krachten (Psalm 74:14, 104:26, Jesaja 27:1). In de Lutherse vertaling van Job 40:25-41:26 verwijst men naar de chaos die voorafging aan de schepping, welke werd onderworpen toen er orde werd gebracht door een mannelijke god. De mythische strijd tussen JHWH en de slang Leviatan is grotendeels uit de teksten verwijderd, vooral uit het scheppingsverhaal, maar weerklinkt in Job 26:13: Met zijn adem blaast hij de hemel schoon, zijn hand doorboort de kronkelige slang. en in Psalm 74:13-14: U hebt door uw kracht de zee gespleten en de koppen van monsters op het water verpletterd, u hebt de schedels van Leviatan verbrijzeld, hem als voedsel gegeven aan de dieren in de woestijn. Sommige auteurs beweren dat Leviatan oorspronkelijk een andere manifestatie van JHWH was, hoewel deze figuur door latere generaties gedemoniseerd werd. De priesterlijke naam 'Levi' zou aanvankelijk 'een zoon van Leviatan' hebben betekend. In apocalyptische literatuur en later in het christendom werd Leviatan gezien als een representatie van de duivel. In het apocalyptische boek Henoch verschijnt hij als het immense wezen dat 'de afgrond over de bronnen van de wateren overspant'. Zijn kaken worden soms aangeduid als de poorten van de hel. Aan het einde der tijden zal hij de laatste grote strijd aangaan met de aartsengel Gabriël.
De Leviathan is een serpentachtig zeemonster. In het boek Job, hoofdstuk 41, beschrijft God dit wezen. Het is een werkelijk bestaand dier. De Leviathan is geen verzonnen creatie, maar heeft daadwerkelijk bestaan. Leviathan had vermoedelijk een lengte van 13 tot 18 meter, wat kleiner is dan de hedendaagse potvis (Physeter macrocephalus), maar beschikte over aanzienlijk grotere tanden.