Een demon is een mythisch, bovennatuurlijk wezen dat in verschillende religies wordt gezien als een tussenpersoon tussen mensen en goden. Demonen hebben meer kracht dan mensen, maar zijn minder krachtig dan goden. Ze kunnen zeer oud worden, maar zijn niet altijd onsterfelijk zoals goden. Vaak zijn ze onzichtbaar en worden ze alleen opgemerkt door de gevolgen van hun acties. Een zachte bries kan bijvoorbeeld door hun aanwezigheid worden veroorzaakt. In sommige religies worden demonen beschouwd als vertegenwoordigers van het kwaad, wat hen plaatst tegenover wezens die het goede belichamen. Dit is het geval in het christendom, jodendom, islam, zoroastrisme en hindoeïsme. In plaats van als beschermgeesten te fungeren, kunnen ze mensen bezitten. Soms worden ze ook als moreel neutraal gezien.
Het geloof in demonen kan worden gezien als een vorm van animisme, waarbij deze wezens de belichaming zijn van natuurlijke verschijnselen. Ze worden vaak gezien als personificaties van elementen zoals de wind of de adem. Daarnaast zijn ze vaak verbonden aan specifieke plaatsen, zoals bomen, gebouwen of waterbronnen. Het idee van onzichtbare, geestelijke wezens is door de geschiedenis heen in verschillende culturen aanwezig geweest. Door te geloven dat er demonen in objecten zoals stenen en bomen wonen, proberen mensen met hen te communiceren. Dit kan gebeuren via magie, offergaven of exorcisme, waarbij men ongewenste zaken zoals angst en ziekte probeert te verdrijven door ze als demonen te beschouwen. Ook kunnen demonen fungeren als beschermgeesten (genius) voor individuen. In sommige religies worden de geesten van voorouders eveneens als demonen gezien. Ondanks hun geestelijke aard vertonen demonen vaak menselijke gedragingen en verlangens. Zo geloven sommige mensen dat ze seksuele relaties met mensen kunnen aangaan.
Het Griekse idee van de daímōn was geworteld in een hardnekkig animisme, dat zelfs in intellectuele kringen werd erkend. Voor de Grieken waren demonen en goden aanvankelijk geen aparte categorieën, maar in de archaïsche periode ontstond het idee dat demonen minder machtig waren dan gewone goden. Zowel demonen als goden werden niet strikt als goed of slecht beschouwd; hun representaties varieerden. In Plato's Timaeus wordt de daemon voorgesteld als een verheven beschermer, een geest die verbonden is met de pure rede. Latere schrijvers die over Socrates' daemon schrijven, benadrukken vaak de rol van spirituele begeleiding en hogere rede die aan de demon wordt toegeschreven. Socrates' daemon is dus niet kwaadaardig, maar fungeert als de morele stem van zijn geweten. Een ander voorbeeld van de positieve kijk op demonen komt uit het Symposium, waar Diotima over Eros zegt: "Hij is een grote geest of Daimon." Liefde wordt gezien als een brug tussen God en de mens. Lagere geestelijke wezens werden niet altijd als demonen aangeduid, maar kunnen wel tot deze groep worden gerekend. Voorbeelden hiervan zijn de keres, de zielen van overleden helden, en wezens zoals Lamia, Empousa, Gello en Mormo, die allemaal geassocieerd worden met kindersterfte. Ook de erinyen en alastor, die wrekers van de doden zijn, vallen onder deze categorie. Daarnaast waren sommige mythologische wezens, zoals de harpijen (winddemonen) en de gorgonen (zee- of onderwerelddemonen), mogelijk oorspronkelijk demonen. De Romeinen hadden ook geestelijke wezens zoals lares, manes, penates en genii. Hun exacte rol ten opzichte van de 'gewone' goden is vaak onduidelijk. De lamia was identiek aan de Griekse versie, en de stryx was een nachtdemon die baby's bedreigde. De Etruskische doodsdemon Charun werd door de Romeinen overgenomen als de veerman voor de doden. Tijdens het Romeinse keizerrijk speculeerden onder anderen christenen en neoplatonisten veel over de aard van demonen. Philo. Lees verder